2. Non, je ne regrette rien! (Neen, ik heb van niets spijt!)
3. Garde tes distances! (hou afstand!)
4. Je sais, je devrais perdre du poids. Mais je n’aime pas perdre. (Ik weet dat ik moet afvallen. Maar ik hou niet van verliezen.)
5. Où voulez-vous manger ce soir? (Waar wil je vanavond eten?)
6. Je m’assure toujours que le coronavirus ne m’infecte pas. (Ik zorg er altijd voor dat het coronavirus me niet besmet.)
7. Ce n’est pas gentil de travailler avec les coudes. (Het is niet aardig met de ellebogen te werken.)
8. “Chaque jour est une petite vie” Quinto Horaci (“Elke dag is een klein leven.”)
9. L’eau est importante. (Water is belangrijk.)
10. La vie est comme une légende, peu importe qu’elle soit longue, l’essentiel est qu’elle soit bien racontée. Lucio Anne Séneca (Het leven is als een legende, ongeacht hoe lang het weze, het belangrijkste is dat het goed wordt verteld.)
11. Manger, on doit le faire chaque jour, mais mieux on dit ‘j’aime‘ au lieu de ‘je dois’. (Eten, men moet het elke dag doen maar men zegt beter: ‘ik eet graag’ in de plaats van ‘ik moet’.
12. En raison de la pénurie d’eau croissante, j’ai décidé de ne plus ajouter d’eau à mon vin. (Wegens het toenemende watertekort heb ik besloten geen water meer bij mijn wijn te doen.)
13. “La vie mérite d’être vécue avec enthousiasme et joie. C’est le don le plus précieux que nous possédons.” Rabindranath Tagore (Het leven moet geleefd worden met enthousiasme en vreugde. Dit is het kostbaarste geschenk dat we hebben.)
14. Le rouge est la couleur du pavot. (Rood is de kleur van de klaproos.)
15. Pendant l’été on ne parle pas d’hiver. (Tijdens de zomer spreekt men niet over de winter.)
16. “La vie ne consiste pas à avoir de bonnes cartes en main, mais à bien jouer celles que l’on a.” Josh Billings (“Het leven is niet om goede kaarten in de hand te hebben, maar om goed te spelen met deze die er zijn.”)
17. Je ne prends que du sucre dans ma dernière café ou tisane. (Ik neem alleen suiker in mijn laatste koffie of kruidenthee.)
18. La sagesse de vivre consiste à éliminer ce qui n’est pas indispensable. (De wijsheid van het leven bestaat in het elimineren van wat niet nodig is.)
19. Travailler avec un ordinateur facilite le travail énormément. (Werken met een computer maakt het werk veel gemakkelijker.)
20. “Quel dommage que lorsque l’on commence à apprendre le métier de vivre, il n’y a plus qu’à mourir.” Ernesto Sábato (Wat jammer dat wanneer we beginnen de kunst van het leven te leren, er niets anders meer rest dan te sterven.)
21. “Vivre n’est pas seulement exister, mais aussi exister et créer, savoir jouir et souffrir et ne pas dormir sans rêver.” Gregorio Marañón (“Leven is niet alleen bestaan, maar ook bestaan en te creëren, weten hoe te genieten en te lijden en niet te slapen zonder dromen.”)
22. “Nous devons vivre et pas seulement exister.” Plutarco (“We moeten leven en niet alleen bestaan.”)
23. Pourqoi dois je repondre à toutes vos questions ? (Waarom moet ik op al uw vragen antwoorden ?)
24. “Nous avons deux forces qui nous aident à vivre: l’oubli et l’espérance“. Blasco Ibáñez (“We hebben twee krachten die ons helpen te leven: de vergetelheid en de hoop.”)
25. Le silence est encore une belle langue que peu de gens connaissent. (De stilte is nog steeds een prachtige taal, die weinig mensen kennen.)
26. “La vie est comme un voyage en mer, il y a des jours de calme et des jours de tempête, le plus important est de se conduire en bon capitaine du navire.” Jacinta Benavente (“Het leven is als een zeereis (zee & reis), er zijn dagen van rust en dagen van storm, het belangrijkste is om zich te gedragen als een goede kapitein van het schip.”)
27. Dans un instant je part vers la commune de Hoboken. (Zo dadelijk vertrek ik naar de gemeente Hoboken.)
28. “La vie est fascinante: il faut seulement la regarder avec les bonnes lunettes” Alejandro Dumas (Het leven is fascinerend: men hoeft het slechts te bekijken met een goede bril.)
29. “L’homme qui a le plus vécu n’est pas celui qui est le plus vieux, mais celui qui a le plus d’expérience” Jean-Jacques Rousseau (De man die het meest geleefd heeft is niet degene die ouder is, maar wel degene die de meeste ervaring heeft)
30. Je suis gentil pour ma chérie. (Ik ben lief voor mijn vriendin.)
31. La vie n’a pas été crée pour la comprendre mais pour la vivre. Jorge Santayana (Het leven is niet gemaakt om het te begrijpen, maar om het te beleven.)
32. Savoir je ne sais pas tout. (Weten, ik weet niet alles.)
33. “La vie est trop courte pour que nous la rendions médiocre.” Benjamin Disraeli (Het leven is te kort om het slecht te maken.)
34. J’ai reçu une lettre de ma copine. (Ik heb een brief van mijn vriendin gekregen.)
35. “Puissiez vous vivre chaque jour de votre vie!” Jonathan Swift (Moge je elke dag van je leven leven!)
36. “La vie ne peut être comprise qu’en regardant derrière soi, mais elle ne doit être vécue qu’en regardant devant.” Sören Aabye Kierkegaard (Het leven kan niet alleen begrepen worden door achter zich te kijken, maar het moet geleefd worden al vooruit te zien.
37. “Plus je vis, plus la vie devient merveilleuse.” Frank Lloyd Wright (Hoe langer ik leef, hoe mooier het leven wordt.)
38. “Nous devons vivre et pas seulement exister.” Plutarco (We moeten leven en niet alleen bestaan.)
39. “Dès que l’on cesse de lutter pour elle, la vie a moins de saveur.” Armando Palacio Valdés (Zodra men stopt ervoor te vechten, heeft het leven minder smaak.)
40. De l’air fraiche est idéale pour les poumons. Verse lucht is ideaal voor de longen.
41. Je vois le futur noir. (Ik zie de toekomst zwart in.)
42. La Belgique possède le plus grand nombre de châteaux par mètre carré au monde. (België heeft het hoogste aantal kastelen per vierkante meter ter wereld.)
43. Les enfants dans le noir font des bêtises, mais les bêtises dans le noir font des enfants! (Kinderen in het donker doen domme dingen, maar domme dingen in het donker maken kinderen!)
44. La vieillesse arrive à un mauvais moment! Quand tu sais enfin tout, tu commences à oublier tout ce que tu sais. (Ouderdom komt op een slecht moment! Als je eindelijk alles weet, dan begin je alles wat je weet te vergeten.)
45. La Flandre occidentale n’est pas tellement connue de moi. (West-Vlaanderen is mij niet zo goed bekend.)
46. Si vous avez le temps de vous plaindre de quelque chose, vous avez le temps de l’améliorer. (Als je de tijd hebt om te klagen over iets, dan heb je ook de tijd om dat te verbeteren.)
47. L’Angleterre est-elle encore loin? Tais-toi et nage! (Is Engeland nog ver? Zwijgt en zwemt!)
48. Il existe deux types d’amis: l’un peut être acheté, l’autre n’a pas de prix. (Er zijn twee soorten vrienden: de ene kun je kopen, de andere zijn onbetaalbaar.)
49. Participez-vous à un mois de «tour minérale»? Volontiers. Ensuite, un verre de vin est délicieux! (Doe je mee een maand ‘Tournee Minérale’? Graag. Nadien smaakt een glaasje wijn heerlijk!)
50. Aujourd’hui il n’y a pas de marché dans le village (Vandaag is er geen markt in het dorp.)
51. Qui, j’ai un animal de compagnie, un chien et il m’accompagne partout. (ja, ik heb één huisdier: een hond en die gaat overal mee naartoe met mij.)
52. Non parce que je ne veux pas te perdre. (Neen want ik wil jou niet verliezen.)
53. Ma mère est née à Anvers, mon père à Hoboken. (Mijn moeder is geboren in Antwerpen, mijn vader in Hoboken.)
54. De retour à la maison de la clinique, je suis encore fatiguée très vite. (Terug thuis uit de kliniek ben ik nog steeds vlug moe.)
55. Quel joli masque buccal! Acheté ou fabriqué vous-même? (Wat een mooi mondmasker! Gekocht of zelf gemaakt?)
56. Le père apprend à sa fille à conduire et ensuite ils vont prendre un verre à la cafétéria. (De vader leert zijn dochter rijden en nadien gaan ze iets drinken in de cafetaria.)
57. Nous attendons à la porte. (Wij wachten voor de deur.)
58. Vous ne vous promenez jamais? Ga jij nooit wandelen?
59. C’est un bâtiment de 3 étages. (Het is een gebouw van 3 verdiepingen.
60. Vous êtes libre de dire oui ou non. (Je bent vrij om ja of neen te zeggen.)
61. Je ne trouverai pas de place de parking ici. (Een parkeerplaats zal ik hier niet vinden.)
62. En effet, mon garçon, je suis le patron ici. (Inderdaad jongen, ik ben hier de baas.)
63. Oui, mon frère veut toujours être le patron. (Ja, mijn broer wil nog steeds de baas zijn.)
64. Elle a toujours été indépendante. (Zij is altijd zelfstandig geweest.)
65. Après son divorce, il a déménagé dans le Limbourg. (Na zijn scheiding verhuisde hij naar LImburg.)
66. Nous sommes désolés de ne pas avoir fait de réservation, maintenant il n’y a plus de places. (Spijtig dat we niet gereserveerd hebben, nu zijn er geen plaatsen meer.)
67. Avant de prendre ma retraite, je déjeunais toujours au travail. (Voor ik met pensioen ging, at ik ’s middags altijd op het werk.)
68. Ils ne m’ont jamais invité. (Zij hebben mij nog nooit uitgenodigd.)
69. Vite, la boulangerie ferme à 19h. (Vlug, de bakker sluit om 19 uur.)
70. Ils peuvent voler en Italie cette année. (Ze vliegen misschien nog dit jaar naar Italië.)
71. Vous venez en Espagne ce mois-ci? (Komen jullie deze maand naar Spanje?)
72. Monsieur, quand allons-nous regarder Brabo? (Meneer, wanneer gaan wij naar Brabo kijken?)
73. Vous arrivez beaucoup plus tard? (Komen jullie veel later aan?)
74. Il y a un café sympa sous la tour. (Onder de toren is een tof café.)
75. Viendrez-vous me voir immédiatement après le travail ? (Kom jij onmiddellijk na het werk naar mij?)
76. Tu as oublié ton téléphone chez moi. (Je hebt je telefoon vergeten bij mij thuis.)
77. Quels sports pratiquez-vous? (Welke sporten beoefen jij?)
78. Peut-être à plus tard? (Misschien tot later?)
79. On ne se marie pas tous les jours ! (Trouwen doe je niet alle dagen!)
80. On se retrouve à Anvers, sur la Keyserlei devant la gare? (Spreken we straks af in Antwerpen, op de Keyserlei voor het station?)
81. Entendez-vous jouer le carillon? (Hoor je de beiaard spelen?)
82. Je veux rencontrer votre chien. (Ik wil kennismaken met jouw hond.)
83. Exact, je le pense aussi. (Juist, ik denk dat ook.)
84. Jusqu‘ici et pas plus loin. (Tot hier en niet verder.)
85. Comment va votre père? (Hoe is het met jouw vader?)
86. Je n’irai nulle part avec elle. (Met haar ga ik nergens meer heen.)
87. Au revoir et merci encore. (Tot ziens en nogmaals bedankt.)
88. Donnez votre sourire à un inconnu aujourd’hui. C’est peut-être le seul soleil qu’il voit aujourd’hui. (Geef vandaag je glimlach aan een vreemde. Het is mogelijk de enige zonneschijn die hij vandaag ziet.)
89. Madame, avez-vous la nationalité turque ou marocaine ? (Mevrouw, heeft u de Turkse of Marokkaanse nationaliteit.)
90. Quel tram ou bus prenez-vous pour le Meir? (Welke tram of bus neem jij naar de Meir?)
91. Au revoir mon ami porte-toi bien. (Vaarwel mijn vriend, het ga je goed.)
92. Je suis content que nous ayons pu nous asseoir longtemps sur la terrasse. (Ik ben blij dat we nog lang op het terras konden zitten.)
93. Demandez à votre patron si vous pouvez partir en vacances? (Vraag aan je baas of je met vakantie kan.)
94. Dans le temps j’ai tenté de pêcher! (In het verleden heb ik geprobeerd te vissen!)
95. Nous sommes allés à la même école ensemble. (Wij zaten samen in dezelfde school.)
ISO 639 drieletterige taalcodes: Afrikaans air – Duits deu – Engels eng– Frans fra – Italiaans ita – Nederland nld – Oekraïens ukr – Spaans spa – Vlaams
Français, French, Französisch, francés, francese,