weergegeven: 1-2 van 2 resultaten

Woordenlijst van Gebaren

0, nul, zero
1, een
2, twee
3, drie
4, vier
5, vijf
6, zes
7, zeven
8, acht
9, negen
10, tien
11, elf
12, twaalf
13, dertien
14, veertien
15, vijftien
16, zestien
17, zeventien
18, achttien
19, negentien
20, twintig
22, tweeëntwintig
30, dertig
33, drieëndertig
44, vierenveertig
55, vijfenvijftig
66, zesenzestig
77, zevenenzeventig
80, tachtig
88, achtentachtig
90, negentig
99, negenennegentig
100, honderd
1000, duizend
1000000, miljoen

a/A
aap
ababa, klaproos, papaver
achter
advocaat
afspraak
afspreken
afstand
alcohol
alleen, alleenstaand, vrijgezel, enkel, eenzaam
altijd, voortdurend, immer, eeuwig, steeds
alstublieft (aanreikend), alsjeblieft, asjeblieft, aub
alstublieft (vragend), alsjeblieft, asjeblieft, aub
amuseren, plezier maken, pret beleven, plezant, prettig, genieten
ananas
Antwerpen, Antwerpenaar, Sinjoor
antwoorden, antwoord, verzoeken, verzoek
aperitief, receptie
appartement
appel
appelsap
applaudisseren, applaus
Arabië, Arabisch, Arabier, Arabische
arend
arm
auto, wagen, rijden, een auto besturen
autobus, bus, touringcar
avond

b/B
baas
bad
bal, bol
bang, schrik, angst
bank (fin.inst.)
bank (zitmeubel)
bankkaart
barbecue
been
beer
begrijpen, verstaan
beiaard
beige
bekennen
belangrijk
België
beminnen, houden van, liefhebben, liefhebber, amateur
berg
beschermen
bestellen, bestelling
betalen
bewegen
bewijzen
bier, pintje
bierkraan
bij
bijten
binnen
blauw
blijven
blinken, schijnen
bloeddruk
bloeden, bloed
bloem
bloemkool
blond
boei
boksen
boom
boot, varen, schip
Borgerhout
bos
bouwen
Brabo
breken, gebroken
brief
bruin
Brussel
buik
buiten

c/C
café
cash
cava
champagne
chocolade, chocoladepasta, choco
chocolademelk, chocomelk
cijfer, getal, nummer
citroen
cocktail
cola
computer, PC
contact
Coronavirus, Covid 19
croissant

d/D
dag
dag, groet, begroeting, daag, saluut
dank u, bedankt
dansen, dans, bal, fuif
darten, darts, vogelepik
de Keyserlei
Denemarken
denken
derde
Deurne
dicht, toe, gesloten
dier
dik, zwaarlijvig, struis
document
dok

dolfijn
donker, pikdonker, duister
doof
doofblind
doorgaan, door
dorst
draaien
drinken, drank, zuipen
druk, drukte
drukken
Duitsland, Duits, Duitse, Duitser
dweilen

e/E
echt, waar
echtgenoot
eekhoorn
eend
eerst, eerste
egel
ei
Ekeren
Engeland, Engels, Engelse, Engelsman
elleboog
elleboog niezen
enkele
eten, voeding
Europa
excuseer
ezel

f/F
familienaam
familie
fiets – fietsen
flamingo
flauw
fles
fluiten
fontein
fotograferen, foto, fotograaf
fout, verkeerd, mis, zich vergissen, schuld
Frankrijk, Frans
fruit
fruitsap

g/G
gaan
gang, hal
garnaal
gazet, krant
gebaren, gebaar
gebeuren
geboren-worden
geel
gehemelte
geit
gek, zot, dol
geld
gelukkig, geluk
geven
gezondheid – gezond – genezen
giraf
glas, drinkglas
goed, graag, tevreden, content
goedemorgen
goedemiddag
goedenacht
goedenavond
graden, graad
Griekenland, Grieks, Griek, Griekse
grijs
groen
Groen-Zuid
groep, ploeg, partij, team
groot, lang
grootmoeder, bomma, oma
grootvader

h/H
haai
haar
haas
hallo
hals
hand
hart
hebben
heet
helemaal
helpen, help,hulp
help mij
hert
hier, nu
hobby
Hoboken
hoe
hoelang (tijd)
hoest, hoesten
hoeveel
hond
hoofd, kop
hopen, hopelijk, hoop
horen, horend, luisteren
huis
huisdier, gezelschapsdier
huren
huwen, huwelijk, trouwen, trouw

i/I
identiteit
ijs
ijs (consumptie)
ijsbeer
ik
ingewanden
Italië

j/J
ja
jaloers
jammer
jij, je, u, gij, ge, daar (wijsgebaar)
jongen
jouw
juist

k/K
kaak
kaarten
kaartje
kat, poes
keel
keelpijn
kennen, kennis
kennismaken, kennismaking
kiezen, keuze
kin
kip
klaar
klein, kind
kleinkind
kleur
kleuter
knippen, schaar
koe
koek
koffie
komen
konijn
koning
kool
koolzuur
kot
koud
krijgen
kunnen
kussen, kus, zoenen, zoen

l/L
laatste
lachen, lach
land, grond
laten
later, nadien
Latijn
leeuw
les
leven
lezen
lichaam – lijf
licht
lief, aardig, beminnelijk
liefde
liggen, neerliggen
Limburg, Limburgs, Limburgse, Limburgenaar
longen, long
lopen
lucht
lukken, slagen, ik ben er door

m/M
maar
man, heer, vent
Marc Van Ranst
markt
Marokko, Marokkaans, Marokkaan, Marokkaanse
masker
matroos, janmaat
Meir
meisje
melk
mens
Merksem
methode, manier
middag
mijn
meneer, mijnheer
misschien
moe, vermoeid, vermoeidheid
moeder, ma, mama, mams
moeten
mogen
moment, ogenblik
mooi, schoon
mond
mondmasker
morgens (‘s), ochtend, voormiddag

n/N
na
nadien
naam
nacht
nationaliteit, nationaal, natie
Nederland, Nederlands, Nederlandse, Nederlander
neen, nee
nemen, grijpen, pakken
nergens
neus
niet
nieuw
niezen
nooit
noorden, noord
Noorwegen, Noors, Noor, Noorse

o/O
Oekraïne, Oekraïens, Oekraïense, Oekraïner
oever, kade, kaai, wal, dijk
omhelzen, omhelzing, knuffelen, knuffeling
onder
onmiddellijk, direct, meteen, ogenblikkelijk, asap
ontmoeten, ontmoeting, treffen
oog
ook
oorlog
oosten, oost
Oost-Vlaanderen
op
open, openen, opening
opnieuw, herhalen, weer, weeral, terug
over, resterend
overlijden, sterven, omkomen, oververklaren
overslapen
opvullen

p/P
paard
paars, purper
paddenstoel
papier
pardon
parkeren
parking
pauzeren
pensioen
pinguïn
plaats
Polen
pop
praline
prins
proeven
provincie

q/Q

r/R
rap, snel, vlug
reanimatie
reizen, reis
reservatie
reserveren
rib
rijk
Roemenië
rood
room
roze, roos (bloem)
rug
ruiken
Rusland, Russisch, russische, rus

s/S
samen, tezamen, verenigen, samenvoegen
sap
schaap
scheiden
Schelde
school
Schoten
schrijven, schrijver
sint, heilige
Sint-Niklaas
slaan
slapen
slecht
slechthorend
sluiten
sneeuwen
soep
sorry
Spanje, Spaans, Spaanse, Spanjaard
speelgoed
spelen, spel
spellen
spreken, praten, zeggen, babbelen, kletsen, zeveren, vertellen
spijtig
spijten
sporten, sport
spuit, inspuiting, injectie, verdoven
staan
stad
stappen
station
Steven Van Gucht
stoplicht
stoppen, ophouden, ophouden
stormen, storm
straat
strand
straks
student
studeren
studio
suiker

t/T
taal
taart, vlaai
tafel
tak
tand, gebit
teen
telefoneren, bellen
terras
terug
thee
thuis
toelaten
tong
toren
tot
tot ziens
tram
Tsjechië
Turkije, Turks, Turk, Turkse
turquoise, appelblauw zeegroen
tweede

u/U
uil
uitnodigen, uitnodiging
uitleggen, uitleg, verklaren
uur (tijdsduur), tijd, duren, terwijl, gedurende
uur (tijdstip) hoe laat

v/V
vaarwel
vader, papa, vake
vakantie
van, van hem, van haar, van iets, van hun, van zijn
varken
vechten
veel, dikwijls
vergeten
verliezen
verspreiden
vertrekken, weggaan
verzorgen
vierde
vinden
vinger
vingernagel, teennagel
vingerspellen
virus
vissen, visser, vis
Vlaams-Brabant
Vlaanderen, Vlaams, Vlaming
vlag
vlieg (insect)
vliegen
vliegtuig
vlinder
vluchten
voelen, betasten
voet
voetballen, voetbal, voetballer, voetbalster
voor, voordien, vooraf
voorbij, gepasseerd, afgelopen
voornaam
vos
vragen, vraag
vrede
vreemd, vreemdeling
vreugde, blij, vrolijk
vriend, vriendin, vriendschap, makker, kameraad
vrij, vrijheid, verlost
vroeger, verleden
vrouw

w/W
waar?
waarom
wachten
wafel
wandelen
wang
wanneer
warm
wat
water
week
weinig, zelden, gering, beetje
welke
welkom
wenen, huilen
werken, werk, werker, beroep, doen
West-Vlaanderen
Westen, West
wie
wij
wijn
willen
winter
wit
Wit-Rusland
wolf
wolk
wonen, woning
woord

x/X

y/Y

z/Z
zanger, zangeres
zaal
zebra
zee
zeeman
zelf
zelfstandig, zelfstandige
ziekte
zien, kijken, loeren
zij, ze, hij, het
zilver
zingen, zang, gezang, lied, zanger, zangeres, muziek
zitten, stoel, zetel, fauteuil
zon
zondag
zoon
Zuid-Afrika
zwart
Zweden
zwijgen

Oefen ook de gebaren in de zinnen in een andere taal en/of de Nederlandse vertaling !

Afrikaans
Nederlands
Duits
Engels
Frans
Italiaans
Spaans